Van wantrouwen tot mededogen!
Hoe ga je het gesprek aan met iemand die fundamenteel anders denkt dan jij? En wat gebeurt er als je niet uit bent op gelijk krijgen, maar op écht begrijpen? Tijdens de tweede bijeenkomst van de Leergang Burgerberaad Academie stapte ik in een ruimte vol vragen die zelden hardop worden gesteld. Het ging over wantrouwen en complotdenken, over het verlangen om gehoord te worden, en over burgerberaden als brug tussen werelden die elkaar steeds minder lijken te vinden. Wat me trof, was dat deze dag niet draaide om oplossingen, maar om ruimte: ruimte voor nuance, twijfel, verschil – en bovenal voor menselijkheid.
De dag begon met een indrukwekkende lezing van socioloog Jaron Harambam, die ons meenam in wat hij de “publieke strijd om de waarheid” noemt. In zijn onderzoek naar complotdenken verzet hij zich tegen het pathologiseren van mensen met alternatieve overtuigingen. Volgens Harambam is wantrouwen zelden irrationeel. Het is een maatschappelijk signaal, voortkomend uit ervaringen van onrecht, gebrek aan zeggenschap of het gevoel niet gehoord te worden. Mensen zoeken betekenis, grip, gemeenschap – en dat uit zich soms in vormen die buiten het dominante discours vallen. Harambam pleitte dan ook voor een andere benadering: niet proberen te overtuigen met feiten, maar oprecht luisteren naar wat mensen bezighoudt. Geen complotdenken, maar compleet denken – ruimte maken voor perspectieven die aanvullend zijn in plaats van afwijkend.
Tijdens de interactieve sessie werden we uitgenodigd om onze eigen maatschappelijke positie te tekenen. Arm of rijk? Zeker of onzeker? Gehoord of genegeerd? Die oefening bracht het gesprek direct naar binnen. We bespraken dat weerstand niet altijd negatief is. Integendeel: weerstand kan juist een vorm van betrokkenheid zijn. “Weerstand is warmte” werd een zin die bleef hangen. Er was ruimte voor kwetsbaarheid, voor het delen van persoonlijke ervaringen – zoals het verliezen van vriendschappen tijdens de coronaperiode – en voor het erkennen van “de complotdenker in mezelf”.
Na deze reflectieve ochtend volgde een praktijkgerichte bijdrage van Mirjam de Pagter. Ze nam ons mee in de wereld achter de schermen van het burgerberaad: hoe de loting werkt, hoe je diversiteit probeert te organiseren, en waar het in de praktijk vaak spaak loopt. Wat me trof, was de eerlijkheid waarmee zij sprak over de participatieparadox: hoe mooi loting op papier ook klinkt, het zijn vaak toch weer dezelfde mensen die uiteindelijk deelnemen. Brieven worden niet gelezen of niet vertrouwd, en zelfs met ludieke acties en vergoedingen lukt het lang niet altijd om nieuwe groepen te bereiken.
Ze gaf ook inspirerende voorbeelden: van gesproken brieven voor blinden tot autismevriendelijke pauzes, en van tolken tot het bewust later betrekken van wetenschappers om burgerstemmen eerst ruimte te geven. Tegelijk benoemde ze openhartig de worstelingen met representativiteit en inclusie. Wat is diversiteit eigenlijk? En wie bepaalt dat?
Wat me vooral bijblijft van deze dag, is de centrale spanning tussen het burgerberaad als instrument van de overheid, en het burgerberaad als maatschappelijk initiatief. Die twee hoeven elkaar niet te bijten, maar in de praktijk wringt het vaak. Controle versus vertrouwen. Kaders versus ruimte. Vertegenwoordiging versus participatie. Het was dan ook verhelderend om samen stil te staan bij wat het betekent om een volksvertegenwoordiger te zijn: wie spreek je aan, en wie laat je – onbedoeld – buiten beeld?
De kern van de bijeenkomst zat voor mij in het woord ‘mededogen’. Niet in de zin van instemming, maar in de erkenning van het bestaansrecht van anderen. Ook als ze denken of spreken op manieren die ongemakkelijk zijn. Ook als ze anders stemmen. Ook als hun verhaal schuurt met het mijne. Echte democratische dialoog begint pas wanneer we verschil niet direct willen oplossen, maar durven toelaten.